top of page

Pieter Jans Smidt hield niet van de militaire parade

  • Foto van schrijver: Ben Post
    Ben Post
  • 2 mei
  • 3 minuten om te lezen

Bijgewerkt op: 4 jun

De strategische ligging aan het Marsdiep maakte van Den Helder een marinestad. Koning Willem I gaf de aanzet tot de Rijkswerf, de droogdokken, de magazijnen en de werkplaatsen voor de Koninklijke Marine. Zo werd Den Helder de marinestad van ons land, het kloppend hart van onze zeemacht – een titel die past als een goed gesneden uniform.


Het was zichtbaar op straat: marineofficieren, drukte bij de werf, matrozen in de kroegen Ć©n in de zondagse kerkdiensten. De stad ademde marine, en nergens werd dat duidelijker dan tijdens de jaarlijkse plechtige marineparades. Feestelijke optochten met militaire muziek, maritieme defilĆ©s, en matrozen en officieren in vol ornaat. Maar ook op zondag was het zichtbaar, wanneer de marineofficieren in optocht naar de Nieuwe Kerk trokken. George Gobius (1858–1941), een Helderse marineofficier en inspecteur van het rijksloodswezen, zeebetonning en kustverlichting, schreef in 1915 zijn herinneringen op:

"Elke zondagochtend, nadat onze magen met gort waren gevuld, was het inspectie door de commandant van het instituut, den kapitein ter zee J.W. Binkes. Die kranige, imponerende figuur ging de gelederen langs, wij in ons beste plunje, de ponjaard opzij. Daarna een korte verpozing en dan naar de kerk, zodra het vlaggesein ā€˜kerkparade’ door het wachtschip was gedaan. Op de Zeedijk verzamelden zich de detachementen van de verschillende oorlogsbodems; het corps adelborsten sloot zich erbij aan, geheel voor in de stoet. En dan ging het, met opwekkende marinemuziek aan het hoofd, over het Havenplein, langs de Hoofdgracht, naar de kerk in Den Helder of die in 't Nieuwediep. Overal waar die kerkparade passeerde: een gekijk van belang, menige burger voegde zich bij de stoet."

Een feestelijk marinevertoon, waarbij groots werd uitgepakt tijdens de jaarlijkse parades, maar ook op zondagen. Toch werd daar verschillend naar gekeken: het militaire vertoon was niet voor iedereen een bron van inspiratie of trots. Zeker niet tijdens de mobilisatiejaren, in een tijd van internationale spanningen en in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. Ook predikanten hadden hun eigen gedachten bij dit ceremonieel militair vertoon.


Pieter Jans Smidts werd in 1927 predikant van de Doopsgezinde gemeente van Den Helder. Daarvoor diende hij de Friese gemeente van Witmarsum-Pingjum. Smidts was lid van de beweging ā€˜Kerk en Vrede’ en is daarmee getypeerd worden als een antimilitaristisch predikant. In een marineplaats als Den Helder moet dat een keer spanning geven. Dat gebeurde in augustus 1931. De jaarlijkse parade van de mariniers was voor Smidts een bron van ergernis geworden. Samen met de vertegenwoordiger van de Internationale Antimilitaristiche Vereniging en een vertegenwoordiger van de Vredeskring van Nederland plaatste hij een advertentie in de Heldersche Courant waarin de parade werd vergeleken met de film ā€˜de groote parade’. Opvallend aan de oproep is dat niet werd opgeroepen de parade niet te bezoeken. ā€˜Gaat gerust’, zo schrijven de indieners, ā€˜maar laat goed doordringen dat het een wapenschouw is, een vertoon van militaire groepen…’ Smidts kreeg problemen met zijn opstelling, maar die leidde niet tot het neerleggen van zijn predikantsambt zoals in 1901 het geval was met zijn collega van de Nieuwe Kerk dominee De Koe. Smidts kreeg steun van zijn kerkenraad, maar bij de marineleiding ontstond twijfel of hij met zijn standpunten wel catechisaties kon geven aan de adelborsten. Er kwam tijdelijk een catechisatieverbod, die in februari 1932 werd ingetrokken. Smidts bleef tot het begin van de oorlog in Den Helder, maar nam na de evacuaties een beroep aan naar de doopsgezinde gemeente van Hengelo; stad van textielwevers zonder militaire parades.



ree

Opmerkingen

Beoordeeld met 0 uit 5 sterren.
Nog geen beoordelingen

Voeg een beoordeling toe
bottom of page