Hoe een auto een predikant van richting deed veranderen
- Ben Post
- 30 mei
- 4 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 1 jun
Dominees, predikanten en pastoors zijn ook maar mensen. Ze gaan voor in de gemeente met hun eigen theologische bagage, ervaringen en opvattingen. Karakter, herkomst en opleiding spelen hierbij een belangrijke rol, maar vooral de opleiding en de heersende theologische stromingen zijn bepalend voor de wijze waarop de evangeliedienaar de boodschap brengt. Daarin zijn veel schakeringen: van orthodox tot vrijzinnig en van conservatief tot liberaal, met uiteenlopende visies op hoe de Bijbel begrepen en overgebracht moet worden naar de hoorders. Veranderende inzichten kunnen leiden tot een andere boodschap. Soms wordt een stap buiten het kerkverband gezet, en het is ook voorgekomen dat een predikant de toga aan de wilgen hing en iets geheel anders ging doen.
Zo had de doopsgezinde gemeente, die samenkwam in de houten vermaning in Oud Den Helder, in 1804 Abraham August Rehn beroepen. Hij was van gereformeerde afkomst, maar al na enkele maanden maakte hij de overstap naar de Rooms-Katholieke Kerk. Hendrik Jan Oldemans was vlak na de oorlogsjaren predikant van de Lutherse Kerk in Den Helder. Hij was gevormd door zijn voorganger Borgers, die vanwege zijn oppositie tegen het nationaalsocialisme in 1944 in kamp Neuengamme omkwam. Oldemans had bezwaren tegen de samensprekingen binnen de Lutherse kerk tussen rechtzinnigen en vrijzinnigen. Hij was het er niet mee eens en liet zich daarom in 1948 overschrijven naar de Gereformeerde Kerk. Nog verder terug in de tijd treffen we Melchior Blarer aan, een oud-katholiek predikant van Zwitserse afkomst. Hij diende slechts één jaar de Helderse oud-katholieke gemeente. In 1774 vertrok hij plotseling naar het buitenland; volgens onbevestigde kronieken werd hij geestelijke aan een prinselijk hof. En dan is er natuurlijk Cornelis Breet (1834–1916). Hij raakte in conflict met de Hervormde Kerk van Den Helder en begon voor zichzelf als evangelist en hulpverlener.
Voorbeelden te over van voorgangers die in hun ambtelijke loopbaan van opvatting veranderden of daartoe werden gedwongen — door ontwikkelingen binnen de kerk of door persoonlijke omstandigheden.
Eduard Rienk Damsté maakte ook een omwenteling door. Opmerkelijk genoeg speelde zijn liefde voor auto’s hierin een rol. Damsté, geboren in 1903, was een uitmuntend student en voltooide zijn theologische studie vóór zijn 23ste jaar. Omdat hij toen nog te jong was om predikant te worden, werd hij eerst hulpprediker in Zierikzee en daarna in Zwolle. In 1927 werd hij bevestigd als predikant van de gemeente Huisduinen, in de kerk die we nu kennen als het Huisduinerkerkje, gebouwd in 1896. Damsté kwam uit een geslacht van predikanten en artsen. Zijn vader was huisarts in Apeldoorn; zijn voorouders kwamen uit Groningen en stonden theologisch bekend als vrijzinnig en modernistisch. Dat zat er al vroeg in. De overgrootvader van zijn vader, Jacobus Johannes Damsté (1770–1855), was predikant in Uithuizermeeden en als voorzitter van de Hervormde classis Middelstum mede verantwoordelijk voor de gevangenneming van Hendrik de Cock, de vader van de Afscheiding. Een andere verwant, Pieter Damsté, oudoom en predikant in Onderwierum, doopte kinderen niet met de klassieke trinitarische formule, maar met de woorden: “Ik lijf u door den doop het christendom in.”
Eduard Rienk Damsté zat in dezelfde lijn. Het was binnen de Hervormde Kerk een breed gedragen theologische opvatting dat het geloof in overeenstemming moest zijn met het moderne wereldbeeld en de geest van de Verlichting. In dit type prediking had zondebesef en de noodzakelijkheid van bekering en verzoening met God geen plaats meer, maar ging het in de kerk vooral over een deugdzaam leven. Zo begon Damsté in 1927 zijn werk in Huisduinen, waar hij ook zijn vrouw ontmoette en trouwde. In 1932 aanvaardde hij een beroep naar Ransdorp bij Amsterdam.
Soms is er maar weinig nodig om iemand tot andere gedachten te brengen. En dat hoeft niet altijd een bijzondere gebeurtenis te zijn. Zo ging het ook bij Damsté, hij had een passie voor auto's en keek graag naar de opkomende automobielindustrie, met auto’s die we nu alleen nog in musea zien zoals de Spyker, de Adler en de Citroën. Zijn zoon — die net als hij goed kon leren — zou later Renault-dealer worden met vestigingen in Houten en Nieuwegein.
Op een zondagmiddag in 1934, zo vertelde Damsté later aan een collega, stond hij in Ransdorp langs de weg auto’s te bekijken. Toen drongen de woorden met kracht tot hem door: “Vanwaar komt gij, en waar zult gij heengaan?” — woorden uit de Bijbel, gesproken tot Hagar toen zij met Ismaël de woestijn in vluchtte. De vraag sloeg bij de jonge predikant in als een bom: waar kwamen die automobilisten vandaan, en waar gingen ze naartoe? Zijn gedachten verdiepten zich. Hoe staat het met allen die op weg zijn naar de eeuwigheid? Wat had hij hun als predikant eigenlijk te zeggen? Het werd het begin van een ommekeer in zijn leven. Zijn preken werden ernstiger van toon, hij begon de belijdenisgeschriften te bestuderen en te behandelen in zijn diensten. De gemeente van Ransdorp kon echter weinig waardering opbrengen voor de nieuwe koers van hun dominee. Vooral omdat Damsté zich fel keerde tegen de voetbalwedstrijden op zondag, waaraan gemeenteleden deelnamen. Hij dreigde zelfs met tuchtmaatregelen voor wie daaraan meedeed. De plaatselijke krant meldde in juni 1934 dat Damsté tijdens een preek het zondagse voetbal had bekritiseerd en daarbij ook een persoonlijke aanval deed op een ouderling. Toen hij de kerkgangers vroeg om tijdens het zingen op te staan als zij het met hem eens waren, stonden slechts enkelen op. De meesten, onder wie de kerkenraad en het kerkbestuur, bleven zitten. Damsté's positie werd onhoudbaar.
Enkele maanden later aanvaardde hij een beroep naar de Hervormde Gemeente van Sluipwijk bij Gouda en nam afscheid. In zijn afscheidspreek betuigde hij dankbaarheid voor de strijd die hij had mogen voeren — een strijd die hem ertoe bracht zich aan te sluiten bij de Gereformeerde Bond binnen de Nederlandse Hervormde Kerk.
Van vrijzinnig predikant was Damsté orthodox geworden. Hij diende daarna nog meerdere gemeenten en ging in 1967 met emeritaat. Hij bleef studeren, wat in 1980 resulteerde in een boek over de Dordtse Leerregels — dat nog altijd verkrijgbaar is. Toen Damsté eens preekte in gebouw Calvijn, de hervormd-gereformeerde evangelisatie in Gouda, zat daar een 16-jarige jongen in de kerk die geraakt werd door zijn preek. Die jongen was Cornelis Graafland (1928–2004), die later predikant zou worden in de Nederlandse Hervormde Kerk en hoogleraar protestantisme aan de Rijksuniversiteit Utrecht. De preek van Damsté zou voor Graafland altijd van betekenis blijven. Voor Eduard Damsté was een eenvoudig moment langs de weg het begin van een radicale verandering in geloof en prediking.