De afscheiding te Den Helder
- Ben Post
- 14 mei
- 15 minuten om te lezen
Artikel geschreven door H.M. Stoppelenburg Reformatorisch Dagblad 1 september 1970.
Den Helder, op de meest winderige punt van Noord-Holland gelegen, is van jonger datum dan het nabijgelegen Huisduinen. Mogelijk dat beide plaatsen nog verbonden zijn geweest met het eiland Texel; het Marsdiep dat nu de scheiding vormt, zou dan reeds in de 3e eeuw van onze jaartelling zijn ontstaan. In ieder geval is ook in dat deel van Nederland een nimmer aflatende strijd tegen het water geweest; dijkdoorbraken en overstromingen kwamen geregeld voor zodat zelfs een deel van de kust voor goed aan de zee werd prijsgegeven. Bij sommige overstromingen liep het water achter Huisduinen om door de Koegraspolder naar de Zuiderzee. In 1610 werd de zg. Oldenbarneveltsdijk aangelegd, die dit moest tegengaan. In latere tijden is deze dijk door zandstuivingen in duinen veranderd. Huisduinen bestond al in 7^3 als een onaanzienlijk vissersdorpje. Op den duur kwam Den
Helder, waar omstreeks 1500 de eerste huizen verschenen, meer naar voren zodat Huisduinen in verval geraakte. Mede kwam Den Helder op doordat het Nieuwe Diep, dat aanvankelijk slechts een kreek was die als losplaats diende, in 1770 tot haven werd gemaakt. In 1781 gaf stadhouder Willem V opdracht het Nieuwe Diep te transformeren in een veilige ligplaats voor 's lands oorlogsschepen; verder werden er toen nog verschillende forten aangelegd. In 1822 kwam het marine-etablissement Willemsoord gereed en in 1828 werd de Rijkswerf te Medemblik opgeheven en overgeplaatst naar Den Helder. Ook de ingebruikneming van het Noordhollands kanaal in 1824 brengt een periode van welvaart, waaraan in 1876 een einde kwam toen het Noordzeekanaal werd geopend. Den Helder bleef echter marinebasis. Wereldoorlog II bracht grote schade; eensdeels door meerdere bombardementen, anderzijds door de verplichte afbraak van wel 20% der huizen voor de beruchte Atlantikwall. Hierdoor is Oud-Den Helder nu voor het grootste deel verdwenen. Een geheel nieuw stadscentrum is in wording. In de Koegraspolder ontstond de landbouwplaats Julianadorp. Wat de kerkelijke ontwikkelingsgang betreft, in menig opzicht wijkt deze, vooral in de 19e eeuw, af van het overige Noord-Holland boven het IJ. Waarschijnlijk speelde import van marine- en werfpersoneel hier een rol. In Huisduinen bestond al vroeg een R.K. kerk en een klooster. In het begin van de 18e eeuw ging deze kerk over tot de kerk der Bisschoppelijke Clerezie (nu de Oud- Katholieke Kerk). In 1785 kwam er ook weer een "pauselijke" R.K. kerk.
Toen de Reformatie langzamerhand ook in Noord-Holland was doorgebroken, ontstond er in Huisduinen een GEREFORMEERDE KERK, waaronder Den Helder ressorteerde. De eerste predikant was Ds. J.M. FLEURKENS, gekomen in 1595 en in 1608 vertrokken naar Midswoud. Reeds in 1624 kwam er ook in Den Helder een kerk "op de plaetse genaemt de Malle Croft", die in gebruik bleef tot 1845 toen de Westerkerk gebouwd werd. De latere predikanten woonden afwisselend te Huisduinen en Den Helder. In 1736 werd Den Helder afgescheiden vanHuisduinen en toen een zelfstandige gemeente met 2 predikantsplaatsen. Ook werd in dat jaar de Nieuwe Kerk gebouwd als gevolg van de snelle uitbreiding der stad. In het algemeen bleven de predikanten niet zo lang inDen Helder. Een enkele wat langer zoals Ds. LAMBERTUS VINCSNTIUS LEDEBOER Az. Geboren te Groningen op 4 nov, 1803 werd hij in 1827 predikant te Kolhorn (N.H.) en in 1840 te Den Helder, waar hij tot zijn emeritaat in 1871 bleef; hij overleed 19 jan. 1874. Hij v/as een neef van de bekende Benthuizer predikant Ds. L.G.C. Ledeboer. Ds. FRANCOIS HAVERSCHMIDT stond er van 1862-1864. Geboren te Leeuwarden op 14 febr. 1835, werd hij in 1859 predikant te Foudgum en Raard (Fr.), in 1862 te Den Helder en in 1864 te Schiedam. Op 19 jan. 1894 pleegde hij zelfmoord. Als letterkundige werd hij bekend door zijn "Snikken en grimlachjes door Piet Paaltjens" en "Familie en kennissen".
Sinds 1949 zijn de Hervormde gemeenten van Den Helder en Huisduinen weer ƩƩn gemeente. Het in de Koegraspolder ontstane Julianadorp behoort burgerlijk tot Den Helder, maar vormt met het verderop gelegen Callantsoog een eigen Hervormde gemeente. De ligging van de Helderse predikanten was sinds de 19e eeuw altijd min of meer vrijzinnig getint; thans zijn er 4 predikanten (3 vrijzinnige en 1 midden-orthodoxe). Het marineleven heeft nu niet bepaald een stimulerende invloed uitgeoefend op het kerkelijke leven; de kerksheid is er niet zo sterk. Een Doopsgezinde gemeente bestond al in 1742 te Huisduinen en is voortgezet te Den Helder. In 1827 werd er nog een Hersteld Evangelisch - Lutherse gemeente gevormd en in 1856 een Evang. - Lutherse gemeente. Beide zijn sinds 1952 verenigd tot ƩƩn Lutherse gemeente. De kern van het godsdienstige leven in Den Helder werd zo omstreeks 1835 grotendeels bepaald door het zg. "brave Hendrikengeloof". Uit de actie van het Ned. Bijbelgenootschap in die dagen is bekend dat er bijna niemand zelfs een bijbel bezat. Maar toch waren er nog enkelen die de oude Dordts-gereformeerde leer aanhingen en dus contact met elkaar zochten. Hieronder was later de smid WILLEM COENRAAD WĆST. Geboren op 12 aug. 1807 te Utrecht, was hij eerst smidsleerling op de Rijkswerf te Medemblik, waar ook zijn vader werkte. Van 1824-1830 was hij matroos op een oorlogsschip. Na zijn ontslag werd hij smid op de Rijkswerf te Den Helder. In 1836 kwam hij krachtdadig tot bekering, gevolgd door wat hij later noemde zijn "vrijmaking". Ten tijde van zijn bekering, zo schreef hij later in zijn levensgeschiedenis, was het in Den Helder zo geesteloos dat hij er geen twee bekeerde mensen kende. Daar de Hervormde predikanten hem maar een droge, dorre prediking boden, zocht hij zichzelf in eigen huis te stichten. En al spoedig vormde zich om hem een gezelschap van 7 personen, waaronder ook zijn afdelingsbaas J.C. Scheffer, die zich allen in 1839 van de Hervormde Kerk afscheidden. Op algemeen aandringen van deze kring trad Wust op Paasmaandag 11 april 1840 voor het eerst als oefenaar op ten huize van de wed. LobĆ© aan de Straatweg. Op 31 mei 1840 kwam ĆÆĆÆigĆÆi na Ā©en samenkomst nogmaals tesamen bij de sjouwerman W. C. Henkes. Het spreken over geestelijke zaken greep deze zo aan, dat hij op de grond neerknielde onder hevig roepen tot God om genade. Daar dit zelfs buitenshuis hoorbaar was, veroorzaakte dit een grote volksoploop; het huis werd van alle kanten bestormd en de deur ingetrapt.
Onder vloeken en schelden wilde men toen Wust en Scheffer eruit slepen, maar dit gelukte niet. Het gezelschap bleef bij elkaar psalmen zingen tot half ƩƩn 's nachts. Toen er een gemeentebode op last van de burgemeester kwam vragen om uit elkander te gaan, hetgeen geweigerd werd met het antwoord dat God zielen bekeerde en dat het beter was dat de burgemeester de rustverstoorders verdreef. Sindsdien kwam men met levensgevaar tesamen, daar de vergaderplaats geregeld was omgeven door een tierende menigte, welke met stenen de ruiten inwierp en dan hopen drek en vuil naar binnen wierp. Een andere keer waren er meer dan 19 personen aanwezig zodat de garnizoenscommandant verscheen en allen die boven dit getal aanwezig waren, met geweld verwijderde. De zeer vijandige burgemeester J. In 't Veld dreigde de andere dag iedere vergadering van meer dan 19 personen uiteen te laten jagen. Langzamerhand rijpte toen de gedachte om maar tot kerkinstituering over te gaan en dan de Koning om vrije godsdienstuitoefening te verzoeken. Dit gebeurde op 3 juni 184-0. Nadat Wust de geloofsartikelen 27, 28 en 29 had voorgelezen, werden de aanwezigen uitgenodigd om zich gemeenschappelijk "onder het jok Christo te verbinden, zich van dwalende sektes af te scheiden en zich als een gemeente Gods te gedragen en openlijk voor de Waarheid uit te komen". Slechts ƩƩn van de aanwezige negen trok zich terug. Daarna werd een kerkeraad gekozen, dewelke zes weken later door Wust werd bevestigd. Ook werd een rekwest aan de Koning opgesteld en door de kerkeraad getekend. Hierin werd verzocht om "daar zij door den kracht des Allerhoogsten den God onzer vaderen, op grond van Gods Woord en onze gee'erbiedigde gereformeerde Dordtse synode, in Geest en Waarheid zoeken te dienen, UweMajesteit nederig te verzoeken om onze godsdienst vrij en onverhinderd te mogen uitoefenen". Ook die avond vlogen de stenen weer aan alle kanten tegen het huis, zodat men. het dienstig achtte het samenzijn te beƫindigen. Wonderlijk genoeg kwamen allen die avond ongemoeid weer thuis.
Het verzoek aan de Koning werd uiteraard door koning Willem II dd. 14- sept. 184-0 afgewezen nadat allerlei autoriteiten in ambtsberichten op de bekende hautaine manier der liberalen van die dagen hun mening hadden gegeven. Niettegenstaande alle discriminatie en molestatie van overheid en bevolking gingen de godsdienstoefeningen gewoon door. Daarhet huis van de wed. Lobé te klein werd, kwam men in haar koeienstal bijeen. Maar ook de stal ontkwam niet aan de onder politie'goedkeuring georganiseerde vernieling. Ten lange leste vond de burgemeester het welletjes; enige belhamels werder gearresteerd en beboet. Wellicht was de enigszins meer tolerante houding van koning Willem II hiervan de oorzaak. De behoefte aan Sacramentsbediening bracht de gemeente ertoe omde afgescheiden Ds. H.P. Scholte, die wel eens in Hoorn kwam preken, uit te nodigen. Deze berichtte evenwel dat hij niet kon komen. Het gevolg hiervan was weer dat voorganger Wust met algemene stemmen tot herder en leraar werd gekozen. Toen vernam men iets over de beweging der Kruisgezinden; men besloot Ds. W.W. Smitt te Zwolle aan te schrijven. Deze verstrekte daarop de nodige inlichtingen en verwees Wust voor eventuele bevestiging naar Ds. Abr. Flier te Woerden. Hij antwoordde echter dat hij wegens ouderdom en slecht jaargetijde niet naar Den Helder kon komen, maar bereid was Wüst met zijn kerkeraad, voorzien vanberoepsbrief en getuigschrift, te ontvangen. In samenwerking met de gemeente te Linschoten zou Wüst geëxamineerd kunnen worden en dan als predikant bevestigd. Dit voorstel werd aanvaard. Op 10 dec. 1840 ging men op reis; op 12 dec. werd Wust geëxamineerd en op 13 dec. in een dienst van de Woerdensegemeente als predikant van Den Helder bevestigd. Hierna deed Ds. Wust intrede met een preek over Galaten 1 vs 15 en 16. Al gauw konden daarop Doop en Avondmaal bediend worden.
Zo was de gemeente dan aangesloten bij de Kruisgemeenten, waarvan de structuur van het landelijk verband toen nog wat zwevend was. Pas op 5 juni 1844 werd het kerkverband van de GEREF. KERK ONDER 'T KRUIS nader geregeld op een algemene vergadering te Linschoten. In april 1841 werd opnieuw een rekwest aan de koning gezonden, nu om als DORDTS - GEREFORMEERDE GEMEENTE te mogen worden erkend, nadat de gemeente het besluit had genomen om in geen geval "vrijheid van godsdienst" aan te vragen. Natuurlijk werd ook dit verzoek weer afgewezen, evenals nog latere verzoeken in 184-3 en 1844. Wel werden Ds. Wust en zijn gemeente na 1842 niet meer in Den Helder vervolgd. Echter wel daarbuiten, want toen Ds. Wust in 1845 te Krabbendam (waar hij een kleine Kruisgemeente had geĆÆnstitueerd) preekte voor meer dan 19 personen, werd hij door de Alkmaarse rechtbank weer beboet. Het kerkelijk standpunt van Ds. Wust was eigenlijk altijd meer "Ledeboeriaans" georienteerd. Hij ging ervan uit dat de Kerk der Hervorming in Nederland wel diep was weggezonken en als een stiefmoeder Vaders kinderen had geslagen, maar ook dat velen van Sions kinderen tegen hun moeder waren ontstoken en haar wreedaardig hadden verworpen zonder zich aan Sions breuke mede schuldig te kennen. Deze overtuiging van solidaire schuld stond lijnrecht tegenover de opvatting van bijv. Ds. C. van den Oever, welke meer een verabsolutering van eigen afzonderlijk kerkbestaan inhield. Hierdoor kwam er een geest van onwelwillendheid tegenover hem openbaar, die ook zijn weerslag vond in de Helderse gemeente. In 1846 nam hij een beroep aan naar Giessendarn. Aldaar werd hij geschorst, vooral door allerlei tegenwerking van Ds. C. van den Oever. In het kort v/as zijn verdere levensloop als volgt: In 1848 vertrok hij naar Amerika waar hij predikant werd van een nederzetting te Lage Prairie (111.). In 1850 nam hij weer een beroep aan van zijn oude gemeente te Giessendarn, die toen- zelfstandig was. In 1854 vertrok hij weer naar Amerika en diende de Dutch Reformed Churches te Buffalo, Rochester en Lodi (N.J.). Door zijn strijd tegen de in die kerken opgekomen vernieuwingsgeest kwam hij te Lodi op zichzelf te staan. In 1878 nam hij een beroep aan van de Ned. Geref. Gemeenten (de "Ledeboeriaanse" gemeenten - tak-Ds. D. Bakker) en kreeg als standplaats Nieuw-Beijerland. Maar ook daar kwamen moeilijkheden zodat hij in 1881 een beroep van Lodi aannam en voor de derde maal de oceaan overstak. In 1883 werd hij predikant van de nieuw gestichte vrije gemeente te Passaic (N.J.) en verkreeg in 1884 emeritaat. Na zijn opvolger, oefenaar H. Meijerink (die vroeger in Nederland de Vrije Geref. Gemeente te Nieuw-Amsterdam had gediend), als predikant te hebben bevestigd, vertrok hij naar Nederland alwaar hij te Amsterdam op 18 nov. 1886 na een veelbewogen leven de eeuwige rust inging.
In Den Helder beriep men na het vertrek van Ds. Wust Ds. WILHELMUS HEIN VAN LEEUWEN te Woerden, die het beroep aannam. Geboren in 1817, werd hij ' in 1836 onderwijzer te Delfzijl en in 1841 hoofd van de diaconieschool der Afgescheidenen te Amsterdam. Graag ging hij ook wel eens hier en daar oefenen en verklaarde "dat' hij onder bijzondere werkzaamheden verkeerde met den Heere om door Hem nog eensgesteld te worden in Zijn Wijngaard". In Woerden kwam hij in contact met de vacante Kruisgemeente, tengevolge waarvan hij door de kerkeraad werd beroepen. Hij nam dit beroep aan en na een onderzoek werd hij tot de Kruisgemeenten toegelaten; 'op 29 mei 1845 werd hij te 'woerden door Ds. C. van den Oever als predikant bevestigd. Het volgende jaar, op 29 nov. 1846 deed hij zijn'intree te Den Helder. In 1851 begon hij pogingen in het werk te stellen om tot vereniging met de Afgescheiden gemeenten te komen, hetwelk uiteindelijk leidde tot aansluiting van de Helderse Kruisgemeente bij dat kerkverband, in april 1853- Ds. Van Leeuwen moest dan echter opnieuw de handen opgelegd worden, hetwelk geschiedde door docent Ds. T.F. de Haan. Maar na zijn ja-woord voegde hij er nog snel aan toe: "En verbinde mij alzoo andermaal en opnieuw aan deze Zijne en onze gemeente". Dit was natuurlijk niet de bedoeling geweest. Ds. Van Leeuwen was ook de stichter van de eerste christelijke school te Den Helder in 1857. Door allerlei tegenwerking moest die in 1865 weer worden opgeheven. In 1858 nam hij een beroep aan naar. Werkendam en vertrok vandaar in 1863 naar Amerika, waar hij de True Dutch Reformed Churchcs te Grand Rapids, Paterson en Collendoorn diende. Later werden dit Chr. Ref. Churches. In 1880 verkreeg hij emeritaat en overleed in 1882. Op 27 maart 1859 werd zijn opvolger Ds. DOUWE JOHANNES VAN DER WERP (geb. 1811) en gekomen van Broek op Langedijk, bevestigd. Deze had in 1840 een zending als leraar in de Kruisgemeenten ontvangen 'te'samen met W. W. Smitt en A. Schouwenberg. Maar al spoedig had hij zich weer onttrokken en was tot de Afgescheidenen teruggekeerd. Na bij Ds. De Cock gestudeerd te hebben, werd hij in 1844 predikant te Leeuwaarden. In 1861 verwisselde hij Den Helder voor Burum en in 1864 vertrok ook hij naar Amerika waar hij de T.D.R.C. te Graafschap en Muskegon diende. Verder was hij nog enige tijd belast met de opleiding van studenten; hij overleed op 1 april 1876. De CHR. AFGESCHEIDEN GEMEENTE te Den Helder werd nadien nog bediend door: Ds. H. OP 'T HOLT van. 1861-1864; Ds. A.S. ENTINGH van 1865-1867 en Ds. B.C. FELIX van 1867-1873- Onder Ds. Felix werd de naam der gemeente CHR. GEREF. KERK. Een in 1866 opnieuw geĆÆnstitueerde GEREF. GEMEENTE 0/H KRUIS schijnt in 1869 eveneens in deze kerk te zijn opgenomen.
De Chr. Geref. Kerk werd bediend door Ds. J.J. DE VISSER van 1873-1879 en Ds. J.A. KLERCQ van 1879-1895. Tijdens de ambtsperiode van Ds. Klercq kwam de vereniging met de Dolerende Kerk tot GEREFORMEERDE KERK (aanvankelijk nog A en B) tot stand. Ook in Den Helder waren er omstreeks 1886 bezwaarde orthodoxen in de Hervormde gemeente, die tenslotte een Geref. Broederkring oprichtten. Het Geref. Kerkelijk Congres in 1887 gaf hen de stoot om met de synodale organisatie in de Hervormde Kerk te breken zodat op 25 sept. 1887 de kerkeraad van de geĆÆnstitueerde NEDERDUITS GEREF. KERK werd bevestigd. De eerste predikant deed op 2 sept. 1888 zijn intrede nl. Ds. WILLEM DEN HENGST. Geboren in 1859 te Delft, studeerde hij te Doetinchem en Amsterdam; in 1o88 werd hij beroepbaar verklaard. Als gevolg van de goede verhouding met Ds. Klercq kwam er onder hem reeds in dec. 1892 samensmelting tussen A en B. In 1894 vertrok hij naar Veenendaal, waar hij in 1913 uit de Geref. Kerken trad wegens bezwaren tegen het al meer en meer toenemen van het neocalvinistisch denksysteem in die kerken en zijn veranderde zienswijze betreffende de zg. verbondsleer. Het overgrote deel der gemeente volgde hem; zij sloten zich aan bij de Geref. Gemeenten. In 1915 nam hij een beroep aan naar Amsterdam en in 1918 naar Leiden, waar hij in 1926 met emeritaat ging. Hij overleed op 7 juni 1927- Gedurende vele jaren verzorgde hij de opleiding van predikanten in de Geref. Gemeenten.
De GEREFORMEERDE KERK van Den Helder is nadien nog bediend door: Ds. C. STADIG van 1895-1920; Ds. J. BOOTSMA van 1895-1898; Ds. N. KOERS van 1899-1908; Ds. H.P.M.G. DE WALLE van 1910-1913; Ds. B. VAN DER WERFF van 1920-1925; Ds. H. STEEN van 1926-1928; Ds. F. TOLLENAAR van 1928-1946; Ds. J. MEIJNEN van 1931-1937; Ds. P. V EENHUI ZEN van 1938-1941. Ds. J. HARTKAMP van 1947-1968; Ds. C.H. SWEN sinds 9 maart 1949 (voor geestelijke verzorging van het marinepersoneel); Ds. P.G. DEN HENGST sinds 8 sept. 1968; Ds. G.D.L. BREDERVELD sinds 6 okt. 1968. In 1907 was het aantal bezwaarden tegen de toenmalige gang van zaken in de Geref. Kerken zodanig gegroeid dat er op 3 dec. 1907 een CHR. GEREF. KERK werd geĆÆnstitueerd, welke sindsdien werd bediend door: Ds. J. BOS Hz. van 1908-1912; Ds. G. MOLENAAR van 1916-1919; Ds. B. VAN DEN BERG van 1923-1927; Ds. J. REBEL van 1933-1948 (tot 1945 als oefenaar); Ds. I. VAN DER KNIJFF van 1951-1957; Ds. D. C0PP00LSE sinds 22 sept.1963. Door de "Vrijmaking" onderging de Geref. Kerk weer een aderlating. Ds. Tollenaar en een deel der gemeente sloten zich hierbij aan, zodat er per l6april 1946 een GEREFORMEERDE KERK VRIJGEMAAKT ontstond. Ds. F. TOLLENAAR diende de gemeente van 1946-1954, toen hij overleed. Zijn opvolgers waren Ds. J.F.WIJNHOUD van 1956-1962 en sinds 14 juni 1964 Ds. H. SMIT. Het aantal zielen per 1 jan. 1969 was als volgt: Geref. Kerk 4335, Chr. Geref. Kerk 265; Geref. Kerk Vrijgemaakt 650.
In de 2e helft van de 19e eeuw ontstonden er ook enige evangelisaties. Allereerst in 1860 ƩƩn, uitgaande van een Vereniging tot verbreiding der Waarheid, als reactie op de moderne prediking in de Hervormde gemeente. Deze zocht aansluiting bij de Ned. Evangelische Protestanten Vereniging, welke toen een evangelist voor Den Helder aanstelde. Een medewerker van deze evangelisatie was de broodbakker CORNELIS BREET. Tegen een volgende evangelist kreeg hij zo veel bezwaren (meer brooddienaar dan evangelieprediker) , dat hij zelf de evangelisatie "Tot heil des volks" begon, die later in de Nieuwstad een eigen lokaal bouwde. Ook ontstond er nog een meer confessioneel gerichte evangelisatie; de evangelist hiervan was WILLEM SCHOCK, voordien werkzaam te Oostburg, Sluis en Hillegorn. In 1878 werd een gebouwtje in de Hoogstraat in gebruik genomen. Omstreeks 1880 sloot Schock zich aan bij de Chr. Geref. Kerk en ging te Kampen studeren. Van 1884-1915 diende hij de Geref. Kerken te Nieuwdorp en Amerongen. Toen Schock de evangelisatie verliet, besloot een deel hiervan zich te constitueren als een VRIJE GEREF. GEMEENTE, die ook in'het bezit van het kerkje in de Hoogstraat kwam. Als onderdeel van onze serie "Plaatselijke overzichten van vrije gemeenten" zullen wij de ontwikkelingsgang van deze.gemeente dus iets uitgebreider nagaan . De eerste predikant was Ds. JOHANNES VAN DEN BROEK DJz., geboortig uit Den Bommel. Sinds 1869 was hij predikant van vrije gemeenten te Alblasserdam, Gouda en Nieuw-Amsterdam (Dr.) geweest. In juli 1883 kwam hij te Den .Helder en vertrok in okt. 1885 naar Amsterdam, vanwaar hij naar Amerika vertrok waar hij nog voorganger van een vrije gemeente te Grand Rapids is geweest. Zijn opvolger was Ds. DIRK VERSTEEG (geb. 1846), sinds 1882 predikant van de Geref. Gemeente o/h Kruis te Dirksland. Op 1 nov. 1885 deed hij intrede na bevestiging door Ds. R. Gruntke te Hasselt. In 1900 vertrok hij naar de Ned. Geref. Gemeente te Paterson-Peoples Park (USA), waar hij in 1905 emeritaat verkreeg en in 1907 overleed. In 1900 kwam Ds. B.S. DE BEER te Delft tot de gemeente over; hij was een bekeerde jood. Aanvankelijk was hij dolerend oefenaar te Huizen en Vinkeveen, maar toen afgezet; in 1894 werd hij de opvolger van Ds. A. Verheij te Delft. Nadat hij in sept.. 1903 naar Utrecht was vertrokken, kwam in zijn plaats Ds. WILHELMUS HENDRIKS EN (geb. 1872) , die toen vrije oefenaar was. Op 26' juni 1904 werd hij door Ds. C. Denzei te Vlaardingen bevestigd. In 1908 nam hij een beroep aan van de Oud-Geref. Kerk te Amsterdam. Met deze gemeente ging hij in 1922 over naar de Chr. Geref. Kerken, waar hij nog de
kerken te Ede, Rotterdam-Zuid en Hillegom diende. In 1939 ging hij met emeritaat en overleed op 22 febr. 1952. In 1909 werd de hervormde godsdienstonderwijzer J. DEKKER als predikant bevestigd, die echter in 1911 gedwongen werd zijn ambt neer te leggen. Het jaar daarop kwam Ds. J. MEIJER (geb. 1847) uit Zelhem, die vanaf 1876 hervormd evangelist was geweest , en van 1899 tot zijn vertrek naar Den Helder in aug. 1912 predikant van de Oud-Geref. Kerk te Zelhem. In 1926 ging hij met emeritaat en overleed 31 maart 1930. In 1929 werd NICOLAAS VAN DER KRAATS (geb. 1874), lerend-ouderling van de Oud-Geref. Gemeente te Apeldoorn, als zodanig benoemd, hetwelk hij aannam. Op 29 nov. 1933 werd hij door Ds. M. Overduin te Dordrecht als predikant bevestigd. Vier jaar later nam hij een beroep aan van de vrije Chr. Afgescheiden gemeente te Waddinxveen, alwaar hij op 14 okt. 1949 is overleden. De laatste predikant, die de vrije OUD- GEREF. GEMEENTE (zoals zij zich later noemde) te Den Helder bezat, was Ds. C.P. GROENEWEGEN, een vrije oefenaar die op 21 nov. 1951 door Ds. T. Wakker te IJsselmuiden als predikant werd bevestigd. In 1953 legde hij zijn ambt neer wegens moeilijkheden met de kerkeraad. In 1966 werd hij predikant van de vrije Oud- Geref. Kerk te Aalburg als opvolger van Ds. A.P. Lucas. Na van 1953-1962 door diverse vrije voorgangers te zijn verzorgd zoals bijv. Ds. F. Luitjes te Schiedam, sloot de gemeente zich in 1962 aan bij het verband CHR. GEREF. GEMEENTEN; Ds. H. Visser Mz. te Urk heeft de gemeente toen enige jaren verzorgd. Nadat deze kerkformatie in 1966 was opgeheven, besloot de gemeente opname te verzoeken bij de OUD-GEREF. GEMEENTEN IN NEDERLAND, die haar aanvaardden en waarvan zij tot op heden nog deel uitmaakt. In 1952 waren er wat leden die tijdens de controversen met Ds. Groenewegen voorstelden zich aan te sluiten bij de Geref. Gemeenten. De meerderheid was er echter niet voor. Er traden wat leden uit, tengevolge waarvan er op 2 dec. 1952 een GEREFORMEERDE GEMEENTE werd geinstitueerd.' De Oud-Geref. Gemeente telt thans plm. 150 zielen, de Geref. Gemeente 90. Ook na de Doleantie bleven er nog orthodoxe Hervormden lid van de Hervormde Kerk. Zij sloten zich aaneen in de Vereniging tot Evangelisatie, waaraan later. een predikant werd verbonden. Sinds er een predikantsplaats voor een Herv. rechtzinnig predikant werd gereserveerd, is deze vereniging opgeheven. Ook waren en zijn erte Den Helder altijd verschillende vrije evangelisaties op evangelisch grondslag. Hieruit zijn weer de Vrije Evangelische Gemeente (sinds 1951) en de Baptistengemeente (sinds 1956) voortgekomen. Wij hadden gaarne enige foto's bij dit artikel opgenomen. Tot onze spijt hebben wij op een drietal verzoeken totaal geen antwoord ontvangen, niettegenstaande antwoordporti was bijgesloten. Een uiting van gebrek aan burgerlijk fatsoen, dat in onze tijd helaas veel voorkomt, ook in de geref. gezindte. In een volgend nummer hopen wij echter alsnog de foto's van Ds. Wust en Ds. Van Leeuwen te plaatsen, die in eigen archief aanwezig zijn.
Literatuur:
Ontwikkelingsgeschiedenis en beschrijving der gemeente Helder, door D. Dekker. (Helder - 1875).
Een eeuw kerkelijk leven van de Gereformeerde Kerk te Den Helder 1840- 1940, door Ds. F. Tollenaar. (Den Helder - 1940).
Mijn 42-jarige loopbaan in de Kerk Gods, tevens als eene verantwoording aan het levendig volk van God door W.C'. Wust, bedienaar des Evangelies in de Ned. Geref. Gem. te Lodi (N.J.). (Holland-Michigan - 1882).
De hand des Heeren in het leven en den 25-jarigen evangeliearbeid van C. Breet Az., broodbakker-evangelist. (Neerbosch - 1894).
Comments