top of page

Oud-Katholiek

Leeuwen .JPG

Martinus Glasbergen

Geboren

Overleden

Standplaats

Van-tot

1777

1837

Den Helder

1800-1810

Media

Informatie

Pastoor Martinus Glasbergen liet bij zijn overlijden een klein fortuin na aan oude penningen, munten en kunstvoorwerpen. Over de herkomst van dit vermogen weten we niets, maar er zijn een paar kleine aanwijzingen.


Martinus Glasbergen werd in 1777 in Amsterdam geboren en ontving op 23 februari 1800 de priesterwijding in de Oud-Katholieke Kerk. De Oud-Katholieke Kerk in Nederland ontstond in het begin van de achttiende eeuw, toen de Utrechtse apostolische vicaris Petrus Codde (1648-1710) door de Jezuïeten van jansenisme werd beschuldigd en in 1702 door de paus werd geschorst. Dit leidde in de katholieke wereld tot veel onenigheid. Het Utrechtse kapittel koos in 1723 een nieuwe bisschop, Cornelius Steenoven, maar de paus weigerde deze te erkennen. Een deel van de Nederlandse katholieke geestelijken sloot zich bij hem aan. Zij noemden zich de Roomsch Katholieke Kerk van de Oud-Bisschoppelijke Clerezie. Maar de kwestie rond bisschop Steenbergen was niet het enige. Onder de gelovigen die zich onder de Clerezie schaarden was ook weerstand tegen het Romeinse kerkcentralisme en ook de onfeilbaarheid van de paus stond ter discussie. Voor de bezwaarde katholieken genoeg redenen om een eigen katholieke koers te varen, terug naar de oude tradities van de vroege kerk. 


Ook in Den Helder ontstond een oud katholieke gemeenschap die een kerkgebouw had in de Langestraat. Vrijwel direct na zijn priesterwijding werd Glasbergen pastoor van de parochie in Den Helder en daarmee opvolger van pastoor Joannes Smal. Nu waren er aan het begin van de negentiende eeuw nog steeds oud katholieken die hoopten op een verzoening met de Rooms-Katholieke Kerk. Na afloop van de Franse tijd en de stichting van het Koninkrijk Holland in 1806, vlamde deze hoop op. Ook pastoor Glasbergen verlangde naar een einde van de kerkelijke verdeeldheid. Namens een aantal andere geestelijken richtte hij zich tot de aartsbisschop met een verzoekschrift, waarin om de bijeenroeping van een nationaal concilie werd gevraagd. Deze kerkvergadering zou de mogelijkheden tot verzoening en hereniging met de Rooms-Katholieke kerk moeten onderzoeken. Om zijn argumenten te onderstrepen gaf Glasbergen in 1807 een geschrift uit, getiteld: “De Roomsch Catholijke kerk van Holland in haren ouden luister hersteld, of priesters en leken op het dringenst aangespoord om de aloude kerkgeschillen, op eene, voor beide partijen aannemelijke wijze te doen eindigen”. Hij ondertekende het stuk niet met zijn eigen naam, maar met het pseudoniem Ireneus. Zijn aanhangers – voornamelijk jongere priesters uit het bisdom Haarlem – werden Ireneisten genoemd. Deze actie van Glasbergen die in kerkpolitiek opzicht misschien niet handig was, heeft ertoe geleid dat Glasbergen tegen zijn bedoeling in als een scheurmaker werd gezien. In latere jaren werd dat beeld bijgesteld. Glasbergen vertrok in 1810 uit Den Helder vanwege zijn benoeming tot pastoor van de Heilige Petrus Paulus te Amsterdam, op dat moment een schuilkerk in de Barndesteeg. In de jaren daarna maakte hij meer naam en werd hij secretaris van het episcopaat en mocht hij samen met enkele andere bisschoppen op audiëntie bij Koning Willem I.


De Oud-Katholieke parochie van Den Helder bestond destijds uit zo’n 300 gemeenteleden. Het traktement voor de pastoor zal niet geweldig hoog zijn geweest en tijdens zijn periode in Amsterdam was dat niet anders. Glasbergen kon van zijn werk als pastoor niet rijk worden. Toch was de nalatenschap van Glasbergen na zijn overlijden zeer aanzienlijk. Mogelijk is er een verband met zijn broer Johannes Glasbergen, deze was net als Martinus pastoor. Hij kreeg in 1798, dat is het jaar waarin de volledige godsdienstvrijheid tot stand kwam, een benoeming als pastoor van de Oud-Katholieke Kerk in Egmond aan Zee. Bijna tweederde van de Egmondse bevolking was Oud-Katholiek, maar de gemeente had slechts de beschikking over een houten schuur. Gedurende de Franse tijd was er een handelsblokkade waarmee Napoleon hoopte Engeland tot vrede te dwingen. Tussen enkele kustplaatsen en ons land kwam een levendige smokkelroute tot stand. Veel vissers smokkelden handelsgoederen vanuit Engeland. De Egmondse vissers deden hierin mee en ook de pastoor was betrokken bij de smokkelpraktijken. Glasbergen verzorgde de verzending van poststukken voor de oranjegezinden die samen met handelswaar, na aankomst in Egmond met een koets naar Amsterdam werden getransporteerd. In Amsterdam aangekomen werd de koets opgewacht door de andere pastoor Glasbergen, die vervolgens retourpost meegaf aan de koerier. Beide broers pastoors waren een schakel in de smokkelroute tussen Engeland, Egmond en Amsterdam. Het is niet vast te stellen wat hun dit heeft opgeleverd, maar we mogen veronderstellen dat beide pastoors hiervan geprofiteerd hebben. Egmond kreeg in elk geval in 1801 een mooie nieuwe kerk aan de Zuiderstraat. 


Jaren later werden Johannes en Martinus werden mede eigenaar van de Amsterdamse snuifmolen “De Bok” aan de Amstel. Met toestemming van de koning werd de in 1826 aangekochte molen tot korenmolen verbouwd, een behoorlijke investering van 20.000 gulden; een lucratieve financiële belegging, want in Amsterdam was veel vraag naar meel.


Martinus Glasbergen overleed in 1837 na een ziekbed van twee jaar, hij werd slechts zestig jaar. Een jaar na zijn overlijden werden zijn bezittingen geveild door de bekende Amsterdamse antiquair, kunstkenner en boekhandelaar G.D. Bom. De catalogus van 22 pagina’s laat een zeer omvangrijke collectie zien van oude penningen, munten, kostbare prenten, atlassen en kaarten, instrumenten en zoals de catalogus stelt: ‘andere liefhebberijen’. Zijn jongere broer Johannes overleed in 1861. Johannes liet een groot geldbedrag na, maar dat ging vrijwel geheel naar het armenfonds.


Bronnen:

-Veilingcatalogus 1838 met daarin de nagelaten collectie van pastoor Martinus Glasbergen.

-Geestgronden, uitgave historische vereniging Egmond aan Zee (18-2011).

-Concurrentie tussen binnen- en buitenmolenaars. Ons Amsterdam 1967, pagina 82. Zie ook molendatabase.org



bottom of page